Lach & Zucht
Mensen kunnen oud worden.
Maar zó oud dat ze in hun leven nog veranderen in fossielen?
Merkwaardig, maar mogelijk.
Quod erat demonstrandum.
Met identiteitskaart (die de functie van ledenkaart vervult), 5 filmkaartjes (ben cinefiel in hart en nieren) en 10 euro (voorwaar, ik zeg u: schandalig veel geld) in de aanslag liep ik op m’n dood gemakje naar de toonbank van de vertrouwde videotheek. In deze context heeft ‘vertrouwd’ niet bepaald een geruststellende connotatie. De filiaalhoudsters is immers een die hard fan van de genaamde Helmut Lotti en heeft op de koop toe de drang om het belcanto constant ten gehore te brengen voor haar klanten, loeihard.
Dat vertrouwde element was ook vandaag aanwezig – waarom zou het ook afwezig zijn; dat verdient een zucht.
Onder veel te veel circusgewijs getiritomba en zoetgevooisd Elvisgezang ging ik tegen de toonbank aanleunen. De bazin had de handen nog vol met dvd’s die net terug waren binnengebracht. Onderwijl maakte ze een praatje met een vreemde kerel, die ik daar verdacht veel zie. Een man van achter in de vijftig, nog geheel en volledig schaamteloos getooid naar de mode van begin de jaren ’70, met grijs lang haar en kleding die anno 2006 excentriek (positieve benadering) / wereldvreemd (negatieve) bevonden wordt, en van wie men hoogstens één, maar in de meeste gevallen gewoon géén wenkbrauw zou fronsen, moest de man morgen met zijn foto op de voorpagina in de krant staan met het onderschrift "hippie-pedofiel gesnapt voor oneerbare praktijken in het kinderfilmrayon".
Hij ligt vaak in een zeteltje zijn slaaptekort, dat immer van zijn voorkomen en meerbepaald zijn ogen af te lezen valt, goed te maken, of hij loopt sloffend en doelloos rond, van punt A naar punt B, om dan terug te gaan naar punt A – als hij in een actieve bui is, doet hij zelf punt C aan, je weet wel, dat daar niet ver van punt D – zonder daarbij ook maar één filmhoesje een blik te hebben gegund, alleen diabolisch starend naar de klanten die zijn pad durven kruisen of een film aan het uitkiezen zijn. Ofwel krabt hij zijn achterste.
Hoevéél keer dat ik die man zijn achterste al heb zien krabben. Ik zie zo de tedere haal over het poepje voor mij als ik mijn ogen sluit, tegen wil en dank in. ’s Mans affectie voor diens zitvlak moet van ongekende aard zijn. Het kan ook gewoon zijn dat het zeer frequent jeukt, wat toch wel een lach verdient.
Deze keer stond Willibrord (Willy voor de maten en neen, ik heb de onverlaat zijn naam nog nooit opgevangen, maar als deze man met zijn karakteristieke gezicht niet zo heet, dan zijn de zekerheden in het leven ver te zoeken) dus te keuvelen met zij die me diende te bedienen.
Een flard:
Joah tgoa ni goe mi hem zenne, tsirreworrig (betekent ‘tegenwoordig’ in het Sint-Niklaas dialect nvdr). Zin dochtere ist mij nog wiste zeigge. *kontkrab* Tis toch triestig zenne. Azo goe dat hem nog was een poar joar gele(d)en. Nou hemme ze hem sins mondag toch wel nie opgenome op dinge der zeker, azo voor terminoale mense nog te begeleiden azo, euh, dinge, pal.., euh, .. paleontologische zorge.
..
Ik richtte mijn ogen neerwaarts en wist niet of ik nu moest
lachen
of
zuchten
.
En dus deed ik het gauw allebei…